Instructies voor het Shanghai Mitsubishi Elevator DigTel Multi-Party Call System
1. Productintroductie
1.1 Productoverzicht
Het multi-party communicatiesysteem in de lift is een belangrijk onderdeel van de lift en biedt voornamelijk de volgende functies:
① In geval van nood in de lift kunnen opgesloten personen het systeem gebruiken om de reddingsdienst of de meldkamer te waarschuwen;
2 Tijdens de installatie en het onderhoud kunnen medewerkers in de verschillende bedieningsafdelingen van de lift het systeem gebruiken om met elkaar te communiceren.
1.2 Productnormen en specificaties
Het DigTel-liftcommunicatiesysteem met meerdere partijen voldoet aan de volgende normen voor vereisten voor liftcommunicatiesystemen met meerdere partijen:
①GB 7588.1 Veiligheidsspecificaties voor de productie en installatie van liften
②GB/T 24475-2009 Vereisten voor lift-afstandsalarmsystemen
③GB/T 24477-2009 Aanvullende vereisten voor liften voor mensen met een beperking
④GB 26465-2011 Veiligheidsspecificaties voor de productie en installatie van brandliften
1.3 Belangrijkste kenmerken
Het DigTel-liftsysteem met meerdere partijen maakt gebruik van digitale technologie en heeft de volgende voordelen:
① Heldere spraakoproepkwaliteit
② Goed anti-interferentievermogen
③ Geavanceerd gegevensoverdrachtnetwerk
④ Vrije netwerktopologie
⑤ Geoptimaliseerde echo-onderdrukkingstechnologie
⑥ Volledige uitbreidingsmogelijkheid
1.4 Transmissienetwerk
Het transmissienetwerk van het DigTel-liftcommunicatiesysteem met meerdere partijen is verdeeld in een intranet en een extranet.
① De intranetbus wordt gebruikt om het communicatieapparaat van de schakelkast te verbinden met de communicatieapparaten in de liftkooi, het kooidak en de put.
⑴ Topologie: vrije topologie.
⑵ Transmissieafstand: 500m.
⑶ Kabelspecificatie: 2*0,75 mm2, niet-getwist paar, geen afschermingslaag.
② De extranetbus wordt gebruikt om het communicatieapparaat in de meldkamer te verbinden met elk communicatieapparaat in de schakelkast.
⑴ Topologie: vrije topologie.
⑵ Netwerkafstand: De transmissieafstand van de meldkamer tot het verste communicatieapparaat in de liftschakelkast bedraagt 3000 m.
⑶ Kabelspecificatie: 60227 IEC 53 (RVV) niet-afgeschermd 2*0,75mm2.
1.5 Definitie
①Installatiemodus
De installatiemodus wordt gebruikt tijdens de installatiefase van de lift. Op dit moment is het externe netwerk nog niet aangesloten en kan het intercomapparaat in de meldkamer geen alarmmeldingen ontvangen. In deze modus kan alleen de intercomfunctie worden gebruikt en is de functie voor alarm op afstand niet ingeschakeld.
②Alarmfiltering
Volgens de vereisten van GB/T 24475-2009 moet het alarm worden geannuleerd door middel van filtering als de lift zich in een van de volgende situaties bevindt.
--De auto bevindt zich in het ontgrendelingsgebied en de autodeur en de vloer zijn volledig open;
--Tijdens de bediening van de cabine en het openen van de deur naar het volgende verdiepingsstation.
③Alarmbeëindiging
Volgens de vereisten van GB/T 24475-2009 is dit een bericht dat door het alarmsysteem naar de reddingsdienst wordt verzonden om te melden dat de opgesloten toestand is beëindigd.
④Uitzending
Het intercomapparaat van de meldkamer zendt tegelijkertijd spraak uit naar alle intercomapparaten in het opgegeven gebied.
⑤Functie voor detectie van de capaciteit van de noodstroomvoorziening
Volgens de eisen van GB/T 24475-2009 moeten er maatregelen worden genomen om de reddingsdienst onmiddellijk en automatisch op de hoogte te stellen van de situatie, wanneer de capaciteit van de noodstroomvoorziening lager is dan de capaciteit die nodig is voor de normale werking van het alarmsysteem gedurende 1 uur.
⑥Reddingsdienstorganisatie
Volgens de vereisten van GB/T 24475-2009 is dit een organisatie die verantwoordelijk is voor het ontvangen van alarminformatie en het redden van gebruikers die vastzitten in de apparatuur.
⑦Dagelijkse modus
De dagelijkse modus verwijst naar de situatie waarin de lift normaal in gebruik is. Op dat moment is het externe netwerk verbonden en bevindt het zich in een normale communicatiestatus. In deze modus kan het oproepsysteem liftoproepen en alarmfuncties op afstand uitvoeren.
⑧Liftoproep
Het communicatieverzoek dat door het personeel in elk werkgebied van de lift (zoals de machinekamer, de kooi, het kooidak, de put, het nood- en testscherm) wordt geïnitieerd om samen te werken bij het voltooien van een taak.
⑨ID van het oproepapparaat
Elk oproepapparaat in het oproepsysteem heeft een uniek nummer om de locatie ervan te identificeren. Het ID-nummer bestaat uit vier cijfers.
⑩Afstandsbediening
Wanneer er zich een noodsituatie voordoet in de lift (bijvoorbeeld stroomuitval, storing, etc.), start het opgesloten personeel (meestal passagiers in de cabine of personeel op het dak van de cabine of in de liftput) het proces van het aanvragen van redding door op de alarmknop te drukken.
2. Basisstructuur van het DigTel-liftcommunicatiesysteem met meerdere partijen
2.1 Samenstelling
Het uiterlijk van elk communicatieapparaat in het DigTel-liftcommunicatiesysteem met meerdere partijen wordt weergegeven in Tabel 1 en de configuratiehoeveelheid wordt weergegeven in Tabel 2.
Tabel 1 Overzicht van het uiterlijk van het communicatieapparaat
Intercom in de bewakingskamer | Schakelkast intercom apparaat
Voor machinekamerlift | Auto-intercomapparaat |
Communicatieapparaat voor dak/put van de auto | Communicatiebox voor schakelkast Voor liften zonder machinekamer | ETP-oproepbedieningsapparaat Voor liften zonder machinekamer |
Tabel 2 Configuratie Hoeveelheid | |||
Nummer | Onderdeelnaam | Hoeveelheid | Opmerking |
01 | Intercomapparaat voor bewakingskamer | 1 eenheid/systeem | |
02 | Schakelkast intercom apparaat | 1 unit/lift | Voor machinekamer |
03 | Auto-intercomapparaat | 1 unit/lift | |
04 | Intercomapparaat voor op het dak van de auto | 1 unit/lift | |
05 | Put-intercomapparaat | 1 unit/lift | |
06 | Intercomkast voor schakelkast | 1 unit/lift | Voor machinekamerloze |
07 | ETP intercom-bedieningsapparaat | 1 unit/lift | Voor machinekamerloze |
2.2 Systeemverbinding
De communicatieapparatuur in de liftkooi, het liftkooidak, de liftput en de schakelkast zijn verbonden via de intranetbus. Het communicatieapparaat in de schakelkast is verbonden met het communicatieapparaat in de meldkamer via de extranetbus. Elk communicatieapparaat in de meldkamer kan 256 liften verbinden.
Het alarmsignaal op afstand dat door het communicatieapparaat in de auto, op het dak of in de put wordt verzonden, wordt via het mobiele communicatienetwerk door de alarmmodule in het communicatieapparaat in de meldkamer naar de hulpdienst verzonden (deze functie is optioneel in het contract).
Figuur 2-1 toont een schematisch diagram van de aansluiting van de lift in de machinekamer.
Het bedradingsschema van het systeem bevindt zich in het willekeurige fabriekstekeningenboek van de lift. De toepasselijke reikwijdte van elk tekeningnummer is als volgt:
①P246014B000 Van toepassing op liften zonder machinekamer met onafhankelijke technologieladder, waaronder:
LEHY-MRL, LEHY-MRL-G;
LEHY-MRL-II.
②P246015B000 Van toepassing op liften zonder machinekamer met onafhankelijke technologieladder (behalve LEGY-II), inclusief:
ZIJN;
LEHY-III, LEHY-IIIW, LEHY-IIIB, LEHY-III-S;
LEHY-M-II;
LEHY-H;
HOPE-IIG, CIC-V;
NexWay-CR.
③P246016B000 Van toepassing op liften zonder machinekamer van geïmporteerde technologieladder, waaronder:
IN ELENES;
MAXIEZ-LZ.
④P246017B000 is van toepassing op machinekamerliften met geïmporteerde technologie, waaronder:
NexWay-S, NexWay-B;
VolgendeWeg;
NEXIEZ-MR;
MAXIEZ-CZ, MAXIEZ-M, MAXIEZ-H, MAXIEZ-B.
⑤P246018B000 is toepasbaar op LEGY-II-liften.
2.3 Hoe het communicatieapparaat te gebruiken
2.3.1. Autocommunicatieapparaat
2.3.1.1. Signaalverbinding
Het aansluitschema van het auto-intercomapparaat wordt weergegeven in Figuur 3-1.
2.3.1.2 Werking in installatiemodus
2.3.1.2.1 Inter-liftcommunicatie
a) Een oproep starten
① Wanneer de "Alarm"-knop wordt ingedrukt, zal het oproepapparaat een prompt uitzenden: "Installatiemodus. Houd de alarmknop ingedrukt en voer na 10 seconden de liftoproep in."
2 Houd de "Alarm"-knop op de bedieningskast 10 seconden ingedrukt om een oproepverzoek te starten.
b) Een oproep beantwoorden
① Oproepverzoek geïnitieerd door het oproepapparaat van de schakelkast of het oproepapparaat van de meldkamer: rechtstreeks verbonden.
② Oproepverzoek geïnitieerd door het oproepapparaat van de auto of de pit: dit oproepapparaat geeft een ontvangstsignaal. Houd de "Alarm"-knop op de bedieningskast 10 seconden ingedrukt om de oproep te beantwoorden.
c) Een gesprek beëindigen
① Houd de "Alarm"-knop 10 seconden ingedrukt om het gesprek te beëindigen.
② Bellen via het oproepapparaat van de schakelkast: hang op via het oproepapparaat van de schakelkast.
③ Bellen via het autodak- of pitoproepapparaat: het gesprek wordt automatisch beëindigd na 10 minuten.
2.3.1.3 Werking in de dagelijkse modus
2.3.1.3.1 Afstandsalarm
Het communicatiesysteem bepaalt of het alarm dat door het kooicommunicatieapparaat wordt geactiveerd, moet worden gefilterd op basis van het bedrijfsstatussignaal dat wordt ingevoerd door het liftbesturingssysteem.
2.3.1.3.1.1 Wanneer het alarm niet gefilterd is
a) Een alarm activeren
▲ Druk op de "Alarm"-knop op de bedieningskast om een alarmsignaal naar de hulpdienst te sturen via het communicatieapparaat van de meldkamer. Tegelijkertijd kan er een drieweggesprek worden gevoerd via het communicatieapparaat van de meldkamer.
▲ Terwijl u op de alarmknop drukt, knippert het indicatielampje "Alarm afgegeven" op de bedieningskast.
▲ Wanneer het communicatieapparaat van de meldkamer het alarmsignaal succesvol verzendt, gaat het indicatielampje "Alarm afgegeven" branden.
b) Een gesprek tot stand brengen
▲ Wanneer de reddingsdienst de oproep beantwoordt, is de oproep tot stand gekomen.
▲ Tegelijkertijd gaat het controlelampje "Alarm is geregistreerd" branden.
c) Een gesprek beëindigen
① Enkel de reddingsdienst kan ophangen.
d) Een alarm beëindigen
▲ Wanneer de hulpverlener de reddingsactie heeft voltooid, drukt u op de schakelaar "Alarm beëindigen" in de bedieningskast onder de deur. De reddingsdienst wordt via het communicatieapparaat van de meldkamer op de hoogte gesteld dat de reddingsactie is voltooid. Tegelijkertijd gaan het indicatielampje "Alarm afgegeven" en het indicatielampje "Alarm geregistreerd" uit.
2.3.1.3.1.2 In de alarmfilterstatus
a) Het alarm activeren
▲ Druk op de knop "Alarm" op de bedieningskast. Er wordt geen alarmsignaal afgegeven en alleen het communicatieapparaat in de meldkamer kan worden gebruikt voor communicatie.
b) Een gesprek opzetten
▲ Zodra het communicatieapparaat in de meldkamer antwoordt, wordt de oproep tot stand gebracht.
c) Het gesprek beëindigen
▲ Het communicatieapparaat in de meldkamer hangt op.
2.3.1.3.2 Gesprek in de lift
a) Een gesprek beginnen
▲ Druk 10 seconden op de knop "Alarm" op het bedieningspaneel om een gespreksverzoek te starten.
b) Beantwoord een gesprek
▲ Een gespreksaanvraag geïnitieerd door het gespreksapparaat in de schakelkast of het gespreksapparaat in de meldkamer: rechtstreeks verbinden.
▲ Een gespreksverzoek geïnitieerd door het conversatieapparaat op het dak of in de pit: dit conversatieapparaat geeft een prompttoon om te antwoorden. Druk 10 seconden op de "Alarm"-knop op de bedieningskast om het gesprek te beantwoorden.
c) Een gesprek beëindigen
▲ Druk 10 seconden op de knop "Alarm" om het gesprek te beëindigen.
▲ Een gesprek met het schakelkastgesprekstoestel: hang op via het schakelkastgesprekstoestel.
▲ Een gesprek met het autodak- of pitgespreksapparaat: het gesprek eindigt automatisch na 10 minuten.
2.3.1.3.3 Overige functies
Het auto-intercomapparaat kan worden aangesloten op een extern ringleidingsysteem voor gehoorapparaten, zodat slechthorenden geluid kunnen ontvangen in de T-modus van het gehoorapparaat.
2.3.2 Communicatieapparaat voor het dak en de put van de auto
2.3.2.1 Signaalverbinding
Het communicatieapparaat voor het dak of de put van de auto is via het intranet verbonden met het communicatieapparaat voor de schakelkast, zoals weergegeven in Afbeelding 3-2.
2.3.2.2 Werking in installatiemodus
2.3.2.2.1 Inter-elevatoroproep
a) Een oproep starten
▲Druk op de knop "Inter-elevator call" om een gespreksverzoek te starten.
▲Druk op de knop "Extern alarm" en het oproepapparaat zal een prompt uitzenden: "Installatiemodus. Blijf op de alarmknop drukken en voer na 10 seconden de interliftoproep uit."
b) Een oproep beantwoorden
▲Oproepaanvraag geïnitieerd door het oproepapparaat van de schakelkast of het oproepapparaat van de meldkamer: rechtstreeks aangesloten.
▲ Oproepverzoek geïnitieerd door het oproepapparaat van de auto, het dak van de auto of de pit: dit oproepapparaat geeft een ontvangstsignaal. Druk op de knop "Inter-elevator call" om te antwoorden.
c) Een gesprek beëindigen
▲Druk op de knop "Inter-elevator call" om het gesprek te beëindigen.
▲Oproep met het schakelkastoproepapparaat: het schakelkastoproepapparaat hangt op.
▲Bel met de auto-, autodak- of pit-oproepapparaat: het gesprek wordt automatisch beëindigd na 10 minuten.
2.3.2.2.2 Werking in de dagelijkse modus
2.3.2.2.1 Afstandsalarm
a) Alarm activeren
▲ Druk op de knop "Achteralarm" om een alarmsignaal naar de hulpdienst te sturen via de intercom van de meldkamer. Tegelijkertijd kan er een drieweggesprek worden gevoerd via de intercom van de meldkamer.
b) Een gesprek opzetten
▲ Wanneer de reddingsdienst de oproep beantwoordt, wordt de oproep tot stand gebracht
c) Het gesprek beëindigen
▲ De oproep kan alleen worden beëindigd door de reddingsdienst.
2.3.2.2.1 Inter-liftgesprek
a) Een oproep starten
▲ Druk op de knop "Inter-elevator talk" om een gespreksverzoek te starten.
b) Een oproep beantwoorden
▲ Een oproepverzoek geïnitieerd door het spreekapparaat van de schakelkast of het spreekapparaat van de meldkamer: rechtstreeks verbonden.
▲ Een gespreksverzoek geïnitieerd door het spreekapparaat in de auto, op het dak of in de pit: dit spreekapparaat laat een luistertoon horen. Druk op de knop "Inter-elevator talk" om te antwoorden.
c) Een gesprek beëindigen
▲ Druk op de knop "Inter-elevator talk" om een gesprek te beëindigen.
▲ Een gesprek via het schakelkast-spreektoestel: opgehangen via het schakelkast-spreektoestel.
▲ Een gesprek via de auto, het dak of de pitstraat: het gesprek wordt na 10 minuten automatisch beëindigd.
2.3.3 Intercomapparaat schakelkast (voor liften met machinekamer)
2.3.3.1 Signaalverbinding
Het aansluitschema van het intercomapparaat in de schakelkast wordt weergegeven in Afbeelding 3-3.
2.3.3.2 Werking in installatiemodus
2.3.3.2.1 Inter-elevatoroproep
a) Een oproep starten
▲ Neem de hoorn op en druk op de "1"-toets om rechtstreeks met de intercom in de liftkooi te spreken. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het indicatielampje naast de knop.
▲ Neem de hoorn op en druk op toets "2" om rechtstreeks met de intercom op het dak van de liftkooi te spreken. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het indicatielampje naast de knop.
▲ Neem de hoorn op en druk op toets "3" om rechtstreeks met de intercom in de liftput te spreken. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het indicatielampje naast de knop.
b) Een oproep beantwoorden
▲ Wanneer er via de intercom op de liftkooi, het liftkooidak of de liftput een oproepverzoek binnenkomt, geeft dit intercomapparaat een antwoordtoon af en wordt het nummer van het overeenkomstige intercomapparaat in het display weergegeven.
▲ Neem de hoorn op en druk op de knop met het bijbehorende nummer om de oproep te beantwoorden. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het lampje naast de knop.
c) Een gesprek beëindigen
▲ Plaats de handset terug op het basisstation om het gesprek te beëindigen.
2.3.3.2.2 Registratiefunctie van slave-communicatieapparaat
2.3.3.2.2.1 Toepassingsgelegenheid
Omdat oudere liften mogelijk geen communicatieapparatuur voor de put en het kooidak hebben. Het communicatiesysteem detecteert communicatiestoringen van de kooidak- en putcommunicatieapparatuur tijdens de detectie. Om dergelijke situaties aan te pakken, kan de registratiefunctie van het communicatieapparaat in de schakelkast worden gebruikt om in te stellen of de kooi, het kooidak en de putcommunicatieapparatuur zijn geïnstalleerd.
2.3.3.2.2.2 Instructies
① Terwijl het intercomapparaat van de schakelkast is ingeschakeld, houdt u toets 1 ingedrukt. Het display geeft 1 weer om de installatieregistratiemodus te openen. De fabrieksinstelling is dat de intercomapparaten van de auto, het dak van de auto en de put allemaal geregistreerd en geïnstalleerd zijn.
② Nadat u de installatieregistratiemodus hebt ingevoerd
▲ Het indicatielampje naast toets 1 brandt. Druk op toets 1 om in te stellen of de auto-intercom is geregistreerd en geïnstalleerd. Elke keer dat u op de toets drukt, wordt op het display afwisselend "1" of "0" weergegeven. 1 betekent geregistreerde installatie en 0 betekent niet-geregistreerde installatie.
▲ Druk op toets 2 om in te stellen of het dak geregistreerd en geïnstalleerd is. Elke keer dat u op toets 2 drukt, verschijnt er een cyclus van "1" of "0" op het display. 1 betekent geregistreerde installatie en 0 betekent niet-geregistreerde installatie.
▲ Druk op toets 3 om in te stellen of de put geregistreerd en geïnstalleerd is. Elke keer dat u op de toets drukt, geeft het display afwisselend "1" of "0" weer. 1 betekent geregistreerde installatie en 0 betekent niet-geregistreerde installatie.
③ Druk op de toets "Monitoring Room" om de resultaten van de registratie- en installatie-instellingen te bekijken.
④ Nadat de instellingen zijn voltooid, schakelt u het communicatieapparaat van de schakelkast uit en start u het opnieuw op om de instellingen op te slaan.
2.3.3.3 Werking in de dagelijkse modus
2.3.3.3.1 Schakelkast-ID
2.3.3.3.1.1 ID-beschrijving
▲ID-regels
In het intercomsysteem is de ID van elk intercomapparaat een uniek viercijferig nummer. De duizendtallen, honderdtallen en eenheden worden ingesteld door het intercomapparaat in de schakelkast, en de eenheden worden bepaald door het type intercomapparaat (zie tabel 3).
Tabel 3 Beschrijving van het ID-cijfer | |
Intercomtype | Het enkele cijfer van ID |
Schakelkast intercom apparaat | 0 |
Auto-intercomapparaat | 1 |
Intercomapparaat voor op het dak van de auto | 2 |
Put-intercomapparaat | 3 |
Bijvoorbeeld: ID=3451 geeft het auto-intercomapparaat aan.
▲ID=001
Stel de intercom-ID van de schakelkast in op "001" en neem vervolgens de hoorn op. Deze handeling is gelijk aan het omzetten van de schakelaar voor alarmbeëindiging. Op dit moment wordt het alarmbeëindigingssignaal via de intercom van de meldkamer naar de hulpdiensten verzonden. Tegelijkertijd gaan het indicatielampje "alarm afgegeven" en het indicatielampje "alarm geregistreerd" op de schakelkast uit.
▲ID=002
De fabrieksinstelling voor het intercom-apparaat-ID van de schakelkast is "002". Dit is de installatiemodus.
▲ID=003~999
Wanneer het intercomsysteem normaal in gebruik wordt genomen, stelt u de intercom-apparaat-ID van de schakelkast in op "003~999". Hiermee wordt de installatiemodus verlaten en wordt de dagmodus geactiveerd.
2.3.3.3.1.2 ID-instelling
De ID van het intercomapparaat van de schakelkast moet worden ingesteld wanneer de externe netwerkcommunicatie normaal is en het intercomapparaat van de schakelkast in stand-by staat.
De instellingsmethode is als volgt:
▲ Duizendcijfer: houd de "1"-toets lang ingedrukt. Het display toont de cijfers "0~9" in een lus. Wanneer het display het gewenste getal weergeeft, laat u de "1"-toets los. Het getal wordt dan ingesteld als duizendcijfer in de ID.
▲ Honderdcijfer: houd de toets "2" lang ingedrukt. Het display toont de cijfers "0~9" in een lus. Wanneer het display het gewenste getal weergeeft, laat u de toets "2" los. Het getal wordt dan ingesteld als het honderdcijfer in de ID.
▲ Tientallen: houd de toets "3" lang ingedrukt. Het display toont de cijfers "0~9" in een lus. Wanneer het display het gewenste getal weergeeft, laat u de toets "3" los. Het getal wordt dan ingesteld als tiental in de ID.
▲ Nadat u het driecijferige nummer hebt ingesteld, drukt u lang op de toets "Monitoring Room". In het displayvenster wordt de ingestelde ID weergegeven.
▲ Wanneer de microfoon wordt opgenomen, uploadt het intercomapparaat van de schakelkast het ID-nummer naar het intercomapparaat van de meldkamer. Nadat de upload is geslaagd, verschijnt er een "1" in het display. Als er een "0" in het display staat, betekent dit dat de ID al bestaat, dat de upload is mislukt en dat de ID opnieuw moet worden ingesteld.
▲ Voltooi de instellingen na het uitschakelen en opnieuw opstarten.
Let op: Pas nadat de telefoon-ID volgens bovenstaande handeling is ingesteld en in het communicatieapparaat van de meldkamer is opgeslagen, kunnen de communicatieapparaten voor de liftkamer, de cabine, het cabinedak en de liftput met het communicatieapparaat van de meldkamer communiceren.
2.3.3.3.2 Gesprek tussen liften
Hetzelfde als inter-elevatorcommunicatie in de installatiemodus, zie 2.3.3.2.1.
2.3.3.3.3 Registratiefunctie voor slave-intercomapparaten
Hetzelfde als de registratiefunctie van de slave-intercom in de installatiemodus, zie 2.3.3.2.2.
2.3.3.3.4 Praat met de meldkamer
a) Een oproep starten
▲ Neem de hoorn op en druk op de knop "Monitoring Room". Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het indicatielampje naast de knop.
b) Een oproep beantwoorden
▲ Wanneer het intercomapparaat van de meldkamer een oproepverzoek indient, geeft het intercomapparaat een antwoordtoon af en wordt het nummer "6" van het overeenkomstige intercomapparaat weergegeven op het display.
▲ Neem de hoorn op en druk op de knop "Monitoring Room" om de oproep te beantwoorden. Zodra de verbinding tot stand is gebracht, knippert het lampje naast de knop.
c) Een gesprek beëindigen
▲ Sluit de microfoon van dit apparaat weer aan op het basisstation om het gesprek te beëindigen.
▲ Sluit de microfoon van het intercomapparaat van de meldkamer weer aan op het basisstation om het gesprek te beëindigen.
2.3.3.3.5 Alarm wanneer de noodstroomvoorzieningscapaciteit onvoldoende is
Wanneer het signaal "noodstroomvoorziening onvoldoende capaciteit" geldig is, stuurt de schakelkastintercom een alarmsignaal naar de hulpdienst via de intercom in de meldkamer.
2.3.3.3.6 Alarmfiltering
Het alarmfiltersignaal wordt door het liftbesturingssysteem afgegeven op basis van de bedrijfsstatus van de lift:
▲ Wanneer het ingangscontact "alarmfiltersignaal" gesloten is, wordt het alarm dat door het auto-intercomapparaat wordt geactiveerd, gefilterd.
▲ Wanneer het ingangscontact "alarmfiltersignaal" open is, wordt het alarm dat door het auto-intercomapparaat wordt geactiveerd, niet gefilterd.
2.3.3.3.7 Communicatiefoutstatus en alarmsignalen
De communicatiefoutstatus en het alarmsignaal vormen een gecombineerd uitgangssignaal. In de volgende gevallen verandert de status van het signaalcontact als volgt:
Gesloten elke 27 seconden, de sluitingstijd bedraagt 3 seconden:
▲ Wanneer de communicatie tussen dit communicatieapparaat en de auto, het autodak en de putcommunicatieapparaat uitvalt;
▲ Wanneer de communicatie tussen dit communicatieapparaat en het communicatieapparaat in de meldkamer wegvalt;
▲ Wanneer de communicatie tussen het communicatieapparaat van de meldkamer en de hulpdienst uitvalt.
Wanneer de alarmknop op het autodak en de pitcommunicatieapparaat wordt ingedrukt, wordt het contact gedurende 5 seconden gesloten.
2.3.4 Communicatieapparaat voor de bewakingskamer
2.3.4.1 Systeemverbinding
Zie Afbeelding 3-4 voor het aansluitschema van het communicatieapparaat in de meldkamer.
2.3.4.2 Basisbewerkingen en functies
2.3.4.2.1 Communicatieapparaat voor meldkamer met mobiele communicatiemodule (optioneel in het contract)
2.3.4.2.1.1 Communicatie
a) Een oproep starten
U kunt een oproep starten naar elk communicatieapparaat in het systeem. De werking is als volgt:
▲ Als u met het autocommunicatieapparaat met ID 111 wilt praten, pakt u de microfoon op en drukt u op "1111" om met het communicatieapparaat te praten;
▲ Als u met het communicatieapparaat op het dak van de auto met ID 111 wilt praten, pakt u de microfoon op en drukt u op "1112" om met het communicatieapparaat te praten;
▲ Als u met het putcommunicatieapparaat met ID 111 wilt praten, pakt u de microfoon op en drukt u op "1113" om met het communicatieapparaat te praten;
▲ Als u met het communicatieapparaat in de schakelkast met ID 111 wilt praten, pakt u de microfoon op en drukt u op "1110". Nadat u hebt gewacht tot de andere partij reageert, kunt u met het communicatieapparaat praten;
b) Een oproep beantwoorden
▲ Wanneer een communicatieapparaat een oproepverzoek initieert, geeft dit communicatieapparaat een oproepsignaal en wordt de ID van de initiator op het display weergegeven.
▲ Neem de hoorn op om de oproep te beantwoorden.
c) Het gesprek beëindigen
▲ Plaats de handset terug op het basisstation om het gesprek te beëindigen.
2.3.4.2.1.2 Alarm wanneer de noodstroomvoorzieningscapaciteit onvoldoende is
Wanneer het signaal "Noodstroomvoorziening onvoldoende capaciteit" van kracht is, wordt er een alarmsignaal naar de reddingsdienst gestuurd
2.3.4.2.1.3 Volume online aanpassen
▲ Tijdens een gesprek met een apparaat in het systeem worden op het display de volume-instelling van het andere apparaat weergegeven.
▲ Druk op de toets “∧” of “∨” op het toetsenbord om het luidsprekervolume van het andere apparaat online aan te passen van “0 tot 15 niveaus” en dit op te slaan.
2.3.4.2.1.4 Handmatig alarm
Wanneer het alarm wordt gefilterd, kan de intercom van de auto alleen nog communiceren met de intercom van de meldkamer. Zodra de beheerder van de meldkamer door middel van een gesprek de situatie begrijpt en van mening is dat er een alarm geactiveerd moet worden, kan hij op de knop "alarm" drukken om het alarm op het communicatieapparaat te activeren.
2.3.4.2.1.5 Foutdetectie
▲ Handmatige detectie
Wanneer de microfoon op de haak ligt, drukt u op de knop "Detecteren" om een volledige netwerkdetectie op het systeem uit te voeren.
▲ Automatische detectie
Wanneer de microfoon op de haak ligt, voert het systeem elke dag om 2:00 uur automatisch een volledige netwerkcontrole uit.
Als de microfoon op dit moment niet op de haak ligt, wordt de automatische detectie gestart zodra de microfoon op de haak ligt.
2.3.4.2.1.6 Uitzenden
▲ Uitzenden in het hele netwerk
▷ Neem de microfoon op en druk op de "Broadcast"-toets. Op het scherm verschijnt "Selecteer een zone voor de uitzending".
▷ Druk op de toets "9" op het toetsenbord. Op het beeldscherm verschijnt "Uitzenden in het hele netwerk".
▷ Nadat u op de toets "Bevestigen" op het toetsenbord hebt gedrukt, kan een eenzijdige spraakaankondiging worden gedaan naar alle communicatieapparaten in het systeem.
▲ Uitzenden in een zone
▷ Neem de microfoon op en druk op de "Broadcast"-toets. Op het scherm verschijnt "Selecteer een zone voor de uitzending".
▷ Druk op een willekeurige toets van "A tot en met H" op het toetsenbord. De geselecteerde letter wordt op het display weergegeven.
▷ Nadat u op de toets "Bevestigen" op het toetsenbord hebt gedrukt, kan een eenzijdige spraakaankondiging worden gedaan naar alle communicatieapparaten in die zone in het systeem.
2.3.4.2.1.7 Terugbellen
Bel het simkaartnummer in het communicatieapparaat van de controlekamer via een willekeurige telefoon en voer de ID en andere informatie in volgens de gesproken prompt om met elk communicatieapparaat te communiceren. Tegelijkertijd kan het communicatieapparaat een drieweggesprek tot stand brengen met het communicatieapparaat van de controlekamer en de terugbelterminal.
2.3.4.2.1.8 Menufuncties
Wanneer de hoorn op de haak ligt, drukt u op de knop "Menu". Op het display verschijnt de volgende menu-interface:
1. Beheer van storingsregistraties
2. Query voor gemiste alarmen
3. Ontvangen oproep query
4. ID-beheer
5. Datum- en tijdinstelling
6. Afstandsbediening instellen
7. Alarmnummer instellen
8. Wachtwoord instellen
2.3.4.2.1.8 1. Beheer van storingsregistraties
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Beheer van storingsregistratie", druk op "Bevestigen" om de interface voor het beheer van storingsregistratie te openen en het menu op lager niveau weer te geven:
1. Foutregistratie query
2. Verwijderen van foutregistratie
3. Foutmelding wissen
4. Keer terug naar het vorige niveau
a) Foutregistratie opvragen
Selecteer het menu "Foutregistratie opvragen" en druk op "Bevestigen" om de foutregistraties van alle apparaten in het systeem op te vragen. De foutregistratie bevat serienummer, ID, apparaatnaam, alias, tijd en andere informatie. Druk op de toetsen "∧" en "∨" om de pagina om te slaan. Er kunnen 51 foutregistraties worden opgeslagen. Na overschrijding van de limiet wordt de eerste registratie in een lus overschreven.
b) Verwijderen van foutregistratie
Selecteer het menu "Foutmelding verwijderen" en druk op "Bevestigen". U wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u nogmaals op "Bevestigen" om de interface voor het verwijderen van de foutmelding te openen. Druk op de toets "Bevestigen" om deze foutmelding te verwijderen. Druk op de toetsen "∧" en "∨" om de pagina om te slaan.
c) Foutenregistratie wissen
Selecteer het menu "Foutmeldingen wissen", druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u op "Bevestigen" om alle foutmeldingen in het apparaat te wissen. De interface meldt "Bewerking voltooid".
d) Terug naar het vorige niveau
Selecteer het menu "Terug naar het vorige niveau", druk op "Bevestigen" en de interface springt terug naar de menu-interface van het vorige niveau.
2.3.4.2.1.8 2. Query voor gemiste alarmen
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Missed Alarm Query", druk op "Confirm" om de interface te openen, waarna u de gemiste alarmregistraties kunt opvragen.
De gemiste alarmregistraties bevatten serienummer, ID, apparaatnaam, alias, tijd en andere informatie. Druk op de toetsen "∧" en "∨" om de pagina om te slaan. Er kunnen 51 alarmregistraties worden opgeslagen. Na overschrijding van de limiet worden de registraties overschreven vanaf de eerste.
2.3.4.2.1.8 3. Ontvangen oproep query
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Query ontvangen oproepen", druk op "Bevestigen" om de interface te openen en u kunt de oproepgegevens van ontvangen oproepen opvragen. De ontvangen oproepgegevens bevatten informatie zoals serienummer, ID, apparaatnaam, alias, tijd, gespreksduur, enz. Druk op de toetsen "∧" en "∨" om de pagina om te slaan. Er kunnen 51 ontvangen oproepgegevens worden opgeslagen. Na overschrijding van de limiet wordt deze overschreven vanaf de eerste record.
2.3.4.2.1.8 4. ID-beheer
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "ID-beheer", druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u nogmaals op "Bevestigen" om de interface voor ID-beheer te openen. Het scherm toont de volgende menu's:
1. Apparaat toevoegen
2. Apparaat verwijderen
3. Alias instellen
4. Lokale ID instellen
5. Keer terug naar het vorige niveau
a) Apparaat toevoegen
Druk op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Apparaat toevoegen", druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd om de ID van het nieuw toegevoegde apparaat in te voeren. U kunt een nummer tussen "003 en 999" invoeren om het ID-nummer in te stellen. Druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd of u wilt slagen. Voeg een bestaande ID toe en u wordt gevraagd deze opnieuw toe te voegen.
b) Apparaat verwijderen
Druk op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Apparaat verwijderen", druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd om de te verwijderen apparaat-ID in te voeren. Voer het ID-nummer in dat in het systeem bestaat. Druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd of u wilt slagen. Voer een ID-nummer in dat niet in het systeem bestaat. Nadat u op "Bevestigen" hebt gedrukt, wordt aangegeven dat er geen ID bestaat.
c) Alias instellen
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Alias instellen" en druk op "Bevestigen" om de interface voor aliasinstellingen te openen. U kunt aliassen instellen voor schakelkasten met geüploade ID-nummers en handmatig toegevoegde ID-nummers in het veld "A~H" en het bereik "001~254". Druk na het instellen op "Bevestigen" en de melding "Bevestigen" verschijnt. Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord om de pagina's om te slaan.
d) Stel de lokale ID in
Deze functie is voor fabrieksinstellingen en is niet toegankelijk voor gebruikers.
e) Terug naar het vorige niveau
Selecteer het menu 'Terug naar het vorige niveau' en druk op 'Bevestigen' om terug te gaan naar de vorige menu-interface.
2.3.4.2.1.8 5. Datum- en tijdinstellingen
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Datum- en tijdinstellingen", druk op "Bevestigen" om de interface te openen en u kunt het volgende instellen: Jaar-Maand-Dag Uur:Minuut:Seconde.
Nadat de instelling voltooid is, drukt u op "Bevestigen". Er verschijnt een melding dat de instelling geslaagd is.
2.3.4.2.1.8 6. Instellingen op afstand
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Instellingen afstandsbediening" en druk op "Bevestigen". U wordt dan gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u op "Bevestigen" om de interface voor de instellingen op afstand te openen, waar u het volgende kunt instellen:
Server-IP: "0~255". "0~255". "0~255". "0~255" reeks getallen voor instelling.
Nadat de IP-instelling voltooid is, drukt u op "Bevestigen". De cursor springt dan naar het lokale SIM-kaartnummer. U kunt een nummer in het bereik van "00000000000~99999999999" invoeren om het lokale SIM-nummer in te stellen.
Nadat de instelling is voltooid, drukt u op 'Bevestigen'. U krijgt dan een melding dat de instelling is geslaagd. (Let op: SIM-kaarten ondersteunen momenteel alleen China Mobile.)
2.3.4.2.1.8 7. Alarmnummer instellen
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Alarmnummer instellen", druk op "Bevestigen" en u wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u op "Bevestigen".
Op het scherm verschijnt "Liftalarm noodnummer 1:". U kunt een nummer invoeren tussen "0000000000000~999999999999" om het nummer in te stellen. Druk na het instellen op "Bevestigen".
Het scherm springt naar "Liftnoodalarm nummer 2:". U kunt een nummer invoeren tussen "0000000000000~999999999999" om het nummer in te stellen. Druk na het instellen op "Bevestigen".
Het scherm springt naar "Liftnoodalarm nummer 3:". U kunt een nummer invoeren tussen "000000000000~999999999999" om het nummer in te stellen. Druk na het instellen op "Bevestigen".
Het scherm springt naar "Liftnoodalarmnummer 4". U kunt een nummer invoeren tussen "000000000000~999999999999" om het nummer in te stellen. Druk na het instellen op "Bevestigen".
Het scherm springt naar "Liftnoodalarmnummer 5". U kunt een nummer invoeren tussen "000000000000~999999999999" om het nummer in te stellen. Druk na het instellen op "Bevestigen" en de melding "Succesvol" verschijnt.
2.3.4.2.1.8 8. Wachtwoordinstelling
De fabrieksinstelling van het wachtwoord is 123456.
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord om het menu "Wachtwoord instellen" te selecteren. Nadat u op "Bevestigen" hebt gedrukt, verschijnt de melding "Voer het oude wachtwoord in". Nadat u het juiste oude wachtwoord hebt ingevoerd, verschijnt de melding "Voer het nieuwe wachtwoord in". U kunt een getal tussen "000000~999999" invoeren om het nieuwe wachtwoord in te stellen. Druk na het invoeren op "Bevestigen". Er verschijnt de melding "Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in". Druk na het invoeren nogmaals op "Bevestigen" en de melding "Geslaagd" verschijnt.
2.3.4.2.2 Communicatieapparaat voor bewakingsruimte zonder mobiele communicatiemodule
Dit communicatieapparaat voor de meldkamer wordt geconfigureerd wanneer de meldkamer wordt gebruikt als reddingsdienst. Het uiterlijk van het apparaat ziet u in Afbeelding 3-5.
Vergeleken met het communicatieapparaat voor de meldkamer met mobiele communicatiemodule zijn er de volgende verschillen:
▲ Geen mobiele communicatiemodule en antenne;
▲ De toets "alarm" is veranderd in de toets "reset";
▲ Er is geen "instelling op afstand" en "instelling alarmnummer" in de menufunctie, en "instelling alarmfilter" is toegevoegd
2.3.4.2.2.1 Functie “Reset”
In het menu 'Ontvangen oproepen' kunt u de status van ontvangen oproepen controleren. Druk op de knop 'Reset' om de alarmoproepinformatie te resetten. Na het resetten gaan het indicatielampje 'Alarm al verzonden' en het indicatielampje 'Alarm al geregistreerd' op de bedieningskast uit.
2.3.4.2.2.2 Alarmfilterinstellingen
Druk op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Alarmfilterinstellingen" en druk op "Bevestigen". U wordt dan gevraagd het wachtwoord in te voeren. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, drukt u op "Bevestigen" om de interface voor alarmfilterinstellingen te openen. Het scherm toont het onderste menu:
1. Filter geldige ID-lijst
2. Voeg geldige apparaten toe
3. Verwijder geldige apparaten
4. Stel alles in als geldig
5. Alles als ongeldig instellen
6. Keer terug naar het vorige niveau
a) Filter geldige ID-lijst
Druk in de interface Alarmfilterinstellingen op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Lijst geldige ID's filteren" en druk op "Bevestigen" om de interface te openen. De configuratie van de geldige ID's en aliassen van het filter worden weergegeven. Druk op de toetsen "∧" en "∨" om de pagina's om te slaan. Als het record leeg is, wordt er een melding weergegeven dat er geen record is.
b) Geldige apparaten toevoegen
Druk in de interface Alarmfilterinstellingen op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Geldig apparaat toevoegen" en druk op "Bevestigen". De melding "Voer de nieuw toegevoegde apparaat-ID in" wordt weergegeven. Voer een bestaand ID-nummer in tussen "003-999". Nadat u op "Bevestigen" hebt gedrukt, wordt de melding weergegeven dat de toevoeging is gelukt.
c) Geldige apparaten verwijderen
Druk in de interface voor alarmfilterinstellingen op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Geldig apparaat verwijderen" en druk op "Bevestigen". In de melding "Voer de te verwijderen apparaat-ID in" voert u een bestaand ID-nummer in tussen "003-999". Nadat u op "Bevestigen" hebt gedrukt, wordt aangegeven dat het verwijderen is gelukt.
d) Alles op geldig instellen
Druk in de interface voor alarmfilterinstellingen op de toetsen "∧" en "∨", selecteer het menu "Alles geldig maken" en druk op "Bevestigen". Stel het alarmfilter van alle ID's in het communicatiesysteem van de meldkamer in op geldig. Na voltooiing is de configuratie voltooid.
e) Alles ongeldig maken
Druk in de interface voor alarmfilterinstellingen op de toetsen "∧" en "∨" op het toetsenbord, selecteer het menu "Alles op ongeldig instellen" en druk op "Bevestigen".
Stel het alarmfilter van alle ID's in het communicatiesysteem van de meldkamer in op ongeldig. Na voltooiing wordt aangegeven dat de configuratie succesvol is.
f) Terug naar het vorige niveau
Selecteer het menu 'Terug naar het vorige niveau' en druk op 'Bevestigen' om terug te gaan naar de menu-interface van het vorige niveau.
2.3.5 Configuratie van brandliften
Wanneer de lift een brandlift is, wordt de extra configuratie weergegeven in Afbeelding 3-6.
2.3.5.1 Toegevoegde interfaces en componenten
Op het intercomapparaat van de schakelkast:
▲ Brandstatus-ingangssignaal
▲ Brand intranetcommunicatie
▲ Speciale vuurknop
Intercomapparaat voor de brandweeringang
2.3.5.1 Basisbewerkingen en functies
Bij het ingaan van de brandtoestand:
▲ De intercom op de verdieping van de brandweeringang maakt automatisch verbinding met de intercom in de auto en het indicatielampje van de brandintercom knippert.
▲ Andere knoppen op de intercom van de schakelkast zijn ongeldig, alleen de speciale brandknop is geldig.
▲ De intercom van de schakelkast schakelt over naar de handsfree communicatiemodus.
▲ De intercom van de schakelkast kan alleen luisteren naar de stem van de auto-intercom en de intercom van de brandweerverdieping. Alleen door de speciale brandknop ingedrukt te houden, kunt u een gesprek met meerdere partijen voeren met de auto-intercom en de intercom van de brandweerverdieping.
2.3.6 Intercombox schakelkast (lift zonder machinekamer)
Bij een lift zonder machinekamer wordt de intercom in de schakelkast vervangen door de intercombox in de schakelkast en het ETP-intercombedieningsapparaat. Zie figuur 3-7 voor het aansluitschema.
2.3.6.2 Basisbewerkingen en functies
Met uitzondering van de volgende punten zijn de overige bedieningsmethoden gelijk aan die van het communicatieapparaat in de schakelkast, zie 3.3.
2.3.6.2.1 Oproepmodus
Het sprekende gedeelte is een ETP-bedieningsapparaat met handsfree-modus.
2.3.6.2.2 Registratiefunctie voor slave-intercomapparaten
De installatie-registratiemethode van de oproepdoos in de schakelkast is als volgt:
▲ Terwijl de oproepbox van de schakelkast is ingeschakeld, houdt u toets 1 van het ETP-oproepapparaat ingedrukt. Het display geeft 1 weer, wat aangeeft dat de installatieregistratiemodus is geactiveerd. De fabrieksinstelling is dat de oproepapparaten voor de auto, het dak en de put allemaal geregistreerd en geïnstalleerd zijn.
▲ Nadat u de installatieregistratiemodus hebt geopend
▷ Druk op de "1"-toets van het ETP-oproepapparaat om in te stellen of de auto geregistreerd en geïnstalleerd is. Elke keer dat u op de toets drukt, geeft het display afwisselend "1" of "0" weer. 1 staat voor geregistreerde installatie en 0 voor niet-geregistreerde installatie.
▷ Druk op de toets "2" van het ETP-oproepapparaat om in te stellen of het dak geregistreerd en geïnstalleerd is. Elke keer dat u op de toets drukt, geeft het display afwisselend "1" of "0" weer. 1 staat voor geregistreerde installatie en 0 voor niet-geregistreerde installatie.
▷ Druk op de toets "3" van het ETP-oproepapparaat om in te stellen of de put geregistreerd en geïnstalleerd is. Elke keer dat u op de toets drukt, geeft het display afwisselend "1" of "0" weer. 1 staat voor een geregistreerde installatie en 0 voor een niet-geregistreerde installatie.
▲ Druk op de knop "Monitoring Room" op het ETP-oproepbedieningsapparaat om de instellingsresultaten van de geregistreerde installatie te bekijken.
▲ Nadat de instelling is voltooid, wordt de schakelkast uitgeschakeld en opnieuw opgestart om de instelling op te slaan.
2.3.6.2.3 ID-instelling
De ID van de intercombox van de schakelkast (lift zonder machinekamer) moet worden ingesteld wanneer de externe netwerkcommunicatie normaal is en het intercomapparaat van de schakelkast in stand-by staat. De instellingsmethode is als volgt:
▲ Houd de "Fn"-toets van het ETP-intercom-bedieningsapparaat ingedrukt en voer vervolgens het volgende uit:
▲ Stel de duizendtallen in: houd de "1"-toets lang ingedrukt; het display toont de cijfers "0~9" in een cyclus. Laat de "1"-toets los wanneer het display het gewenste getal weergeeft. Het getal wordt dan ingesteld als duizendtal in de ID.
▲ Stel de honderdtallen in: houd de toets "2" lang ingedrukt; het display toont de cijfers "0~9" in een cyclus. Laat de toets "2" los wanneer het display het gewenste getal weergeeft. Het getal wordt nu ingesteld als honderdtal in de ID.
▲ Stel het tiental in: houd toets "3" lang ingedrukt; het display toont de cijfers "0~9" in een cyclus. Laat toets "3" los wanneer het display het gewenste getal weergeeft. Het getal is nu ingesteld als het tiental in de ID.
▲ Nadat de drie cijfers zijn ingesteld, drukt u lang op de toets "M". In het display worden de instellingen weergegeven.
▲ Nadat u de "Fn"-toets hebt losgelaten, uploadt de intercom van de schakelkast het ID-nummer naar het intercomapparaat van de meldkamer. Nadat de upload is geslaagd, verschijnt er een "1" op het display. Als er een "0" op het display staat, betekent dit dat de ID al bestaat en dat de upload is mislukt. De ID moet opnieuw worden ingesteld.
▲ Voltooi de instellingen nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld en opnieuw hebt opgestart.
Let op: Als u op de "Fn"-toets drukt, kunt u de intercombox van de schakelkast in de status 'op de haak' zetten.
Let op: Pas nadat u de telefoon-ID volgens bovenstaande procedure hebt ingesteld en deze hebt opgeslagen in het intercomapparaat van de meldkamer, kunnen de intercomapparaten in de liftkamer, de cabine, het cabinedak en de liftput communiceren met het intercomapparaat van de meldkamer.
2.3.6.2.4 Brandlift
Er is geen speciale brandtoets op het ETP-oproepapparaat.
Bij het activeren van de brandstatus zetten het ETP-oproepapparaat, het vloeroproepapparaat voor de brandweeringang en het auto-oproepapparaat automatisch een oproep tussen drie partijen op.