Leave Your Message

Mitsubishi Elevator Nexway VFGH Lift Inbedrijfstellingshandleiding: Veiligheids- en bedieningspaneelrichtlijnen

2025-04-17

1. Essentiële veiligheidsmaatregelen

1.1 Eisen voor stroomveiligheid
  1. Verificatie van condensatorontlading

    • Nadat de hoofdstroomvoorziening van de lift is uitgeschakeld, gaat de DCV-LED op de overspanningsbeveiligingskaart (KCN-100X) binnen ongeveer 10 seconden uit.

    • Kritische actie:Controleer met een voltmeter of de spanning over de hoofdcondensatoren bijna nul is voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de aandrijfcircuits uitvoert.

  2. Groepsbedieningspaneelgevaar

    • Als er een groepsbesturingssysteem is geïnstalleerd, blijven de gedeelde klemmen (rood gemarkeerde klemmen/connectoren) onder spanning staan, zelfs als het bedieningspaneel van één lift is uitgeschakeld.


1.2 Bedieningsrichtlijnen voor het bedieningspaneel
  1. ESD-bescherming voor halfgeleiders

    • Vermijd direct contact met base-triggered halfgeleidercomponenten op E1 (KCR-101X) of F1 (KCR-102X) printplaten. Statische ontlading kan IGBT-modules beschadigen.

  2. Protocol voor vervanging van IGBT-modules

    • Als een IGBT-module defect raakt, vervang deze danalle modulesin de bijbehorende gelijkrichter/omvormereenheid om de integriteit van het systeem te waarborgen.

  3. Preventie van vreemde voorwerpen

    • Plaats geen losse metalen onderdelen (bijv. schroeven) op de bovenkant van het bedieningspaneel om het risico op kortsluiting te voorkomen.

  4. Inschakelbeperkingen

    • Schakel de aandrijfeenheid nooit in als er tijdens de inbedrijfstelling of het onderhoud connectoren losgekoppeld zijn.

  5. Werkruimte-optimalisatie

    • In besloten machineruimtes moeten de afdekkingen van het bedieningspaneel aan de zijkant en achterkant worden vastgezet vóór de definitieve installatie. Alle onderhoud moet vanaf de voorkant plaatsvinden.

  6. Parameterwijzigingsprocedure

    • Stel deR/M-MNT-FWR-tuimelschakelaarnaarMNT-positievoordat u de parameters van het liftprogramma wijzigt.


2. Controle van de voeding

2.1 Controle van de stuurspanning

Controleer de ingangs-/uitgangsspanningen op de aangewezen meetpunten:

Circuitnaam Beschermingsschakelaar Meetpunt Standaardspanning Tolerantie
79 CR2 Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC125V ±5%
420 CR1 Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC48V ±5%
210 CR3 Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC24V ±5%
B48V BP Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC48V ±5%
D420 (met MELD) CLD Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC48V ±5%
D79 (met MELD) CLG Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC125V ±5%
420CA (2C2BC) CLM Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC48V ±5%

Verificatie van de P1-bordvoeding:

  • -12V naar GND: DC-12V (±5%)

  • +12V naar GND: DC+12V (±5%)

  • +5V naar GND: DC+5V (±5%)


2.2 Controle van de stroomvoorziening van de auto en de landing

Valideer de wisselspanning voor cabine- en landingssystemen:

Stroomcircuit Beschermingsschakelaar Meetpunt Standaardspanning Tolerantie
Auto Top Power (CST) CST Primaire zijde ↔ Terminal BL-2C AC200V AC200–220V
Landingsvermogen (HST) HST Primaire zijde ↔ Terminal BL-2C AC200V AC200–220V
Hulplandingsvermogen HSTA Primaire zijde ↔ Terminal BL-2C AC200V AC200–220V

2.3 Inspectie van connectoren en stroomonderbrekers

  1. Pre-energisatiestappen:

    • UIT zettenNF-CP,NF-SP, EnSCBschakelaars.

    • Zorg ervoor dat alle connectoren opP1EnR1-bordengoed zijn aangesloten.

  2. Sequentieel Power-On Protocol:

    • Schakel na het activeren van NF-CP/NF-SP/SCB de veiligheidsschakelaars en circuitbeveiligingsschakelaars inéén voor één.

    • Controleer voor selectieve vermogenscircuits de spanningsconformiteitvoorsluitschakelaars:

    Stroomcircuit Beschermingsschakelaar Meetpunt Standaardspanning Tolerantie
    DC48V ZCA Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC48V ±3V
    DC24V ZCB Primaire zijde ↔ Terminal 107 DC24V ±2V
  3. Waarschuwing voor noodstroom:

    • Raak de secundaire zijde van de BTP-circuitbeschermer NIET aan– de noodstroomvoorziening blijft actief.


3. Inspectie van de motor-encoder

3.1 Encoder-testprocedure

  1. Stroomisolatie:

    • Schakel deNF-CP-voedingsschakelaar.

  2. Encoder ontkoppeling:

    • Verwijder de encoderconnector aan de zijde van de tractiemachine.

    • Draai de bevestigingsschroeven van de encoder los.

  3. PD4-connectorverificatie:

    • Bevestig veilige verbinding vanPD4-stekkerop het P1-bord.

  4. Spanningscontrole:

    • Schakel NF-CP IN.

    • Meet de spanning bij de encoderconnector:

      • Pinnen 1 (+) ↔ 2 (–):+12V ±0,6V(kritische tolerantie).

  5. Herverbindingsprotocol:

    • Schakel NF-CP UIT.

    • Sluit de encoderconnector opnieuw aan.

  6. Parameterconfiguratie:

    • Schakel NF-CP IN.

    • Set P1 printplaat draaipotentiometers:

      • MON1 = 8,MON0 = 3.

  7. Richtingssimulatietest:

    • Draai de encoder om een ​​lift te simulerenOMHOOGrichting.

    • Bevestigen7SEG2-display geeft "u" weer(zie Figuur 4).

    • Als "d" verschijnt: Encoderbedradingsparen omwisselen:

      • ENAP ↔ ENBPEnENAN ↔ ENBN.

  8. Finalisatie:

    • Draai de bevestigingsschroeven van de encoder goed vast.


4 LED-statusdiagnostiek

Zie Figuur 1 voor een printplaatindeling.

Bord LED-indicatoren Normale toestand
KCD-100X CWDT, 29, MWDT, PP, CFO Verlicht
KCD-105X WDT Verlicht
Kritische controles:
  1. Validatie van gelijkrichterunits:

    • Na het opstarten,CFO van 7SEG moet opheldering geven.

    • Als de CFO afwezig is: Controleer de bedrading van het stroomcircuit en de fasevolgorde.

  2. WDT-statusverificatie:

    • Bevestig de verlichting van:

      • CWDTEnMWDT(KCD-100X)

      • WDT(KCD-105X)

    • Als WDT uit staat:

      • Rekening+5V voedingen connectorintegriteit.

  3. Test van het condensatorlaadcircuit:

    • DCV-LEDop de condensatorplaat (KCN-1000/KCN-1010) moet:

      • Licht op wanneer het apparaat is ingeschakeld.

      • Blussen~10 secondenna het uitschakelen.

    • Abnormaal CVD-gedrag: Diagnostiseren:

      • Omvormereenheid

      • Laad-/ontlaadcircuits

      • Spanning op de aansluiting van de condensator


Mitsubishi Elevator Nexway VFGH Lift Inbedrijfstellingshandleiding: Veiligheids- en bedieningspaneelrichtlijnen

Figuur 1 LED-status op het P1-bord